Description
Name of property:
Newtown-Jeremi
Characteristics:
Industrial complex of a manganese mine on the border of the former plantations Lagoen and Zevenbergen. Construction method comparable to oldest buildings of Nieuwpoort. Complex consisting of three buildings, a terrace and walls. Main building with rectangular floor plan, two storeys and gabled roof covered with red English tiles. Smaller building on a rectangular floor plan with two storeys and a gabled roof. Cistern next to rectangular large hall of one storey, both with gabled roof. At some distance southeast, on either side of a large dam, remnants of buildings that were part of the mining activities.
Monument value:
Ensemble value because of the coherence between the structures and the former manganese mining; architectural, cultural-historical and ethnographical value as a rare industrial complex; architectural-historical value because of the rare building materials and methods.
Construction date:
1880
REGISTER OF LISTED HERITAGE
READ MORE
REGISTER VAN BESCHERMDE CULTUURHISTORISCHE ERFGOEDEREN
Newtown-Jeremi
Kadastrale gegevens: Sectie 1-F-4 en meetbrief Nr.: 344/1953
Inleiding
Industrieel complex Newtown – Jeremí is gebouwd in 1880 in opdracht van John Godden als fabrieksterrein bij een mangaanmijn op de grens van de voormalige plantages Lagoen en Zevenbergen. Het complex staat aan de voet van de Shete Seroe, op zo’n 800 meter afstand van de baai van Jeremí.
Het complex bestaat uit drie bouwmassa’s en een tussenliggende structuur van terras en muren. Wat voorkomt als het hoofdgebouw staat het meest zuidelijk. In dezelfde lijn naar het noorden staat een langgerekt gebouw van twee aaneen gebouwde delen. Tussen beide in bevindt zich genoemde structuur met oostelijk daarvan een relatief klein gebouw. Op enige afstand ten zuidoosten, een weerszijden van een grote dam, staan nog enige restanten van gebouwen die ook deel hebben uitgemaakt van de mangaanontginning. In bouwwijze zijn de gebouwen van Newtown vergelijkbaar met de oudste bebouwing van het complex Nieuwpoort.
Beschrijving
Het hoofdgebouw heeft een rechthoekige plattegrond en is opgetrokken over twee bouwlagen en kap, met de nok vrijwel O-W gericht. Het zadeldak is gevat tussen puntgevels en is gedekt met rode Engelse pannen. Deze hebben een zigzagvorm (3 ½ tand) met op de buitenzijde het fabrieksmerk: “Browne & Co / Bridgwater / Patent no. 3”. De bijbehorende nokvorsten zijn eveneens voorzien van het fabrieksmerk: “Browne & Co / Bridgewater” en hebben het “Patent no. 17”. De kap bestaat uit gekoppelde sporenparen met koppelbalk (met zwaluwstaartverbinding; thans uitgezaagd) en panlatten.
De gevels zijn geconstrueerd in gestapelde natuursteen die met uitzondering van de zuidgevel is afgewerkt met opgelegde voegen. De muren van de begane grond zijn zwaarder dan die op de verdieping: boven de balklaaghoogte vertoont de muur een verjonging. De hoeken en muuropeningen zijn voorzien van hoekkettingen van rode machinale baksteen die aan één verdiept vlak een fabrieksmerk heeft: “Cattybrook Brick Co / Limited / Bristol”. De drie puntgevels hebben een opgezette tuit en een brede deklijst uitgevoerd in rode en gele baksteen. De langsgevels hebben houten boeiborden met acoladevormige onderrand waaraan een aangehangen goot bevestigd is geweest. De gevelranden zijn hier verder afgewerkt met een tandlijst van rode en gele baksteen.
De gevels vertonen een niet-regelmatige indeling waarbij de muuropeningen algemene kenmerken hebben maar verschillen vertonen in afwerking, en aanpassingen hebben uit latere perioden. De flauw getoogde staande vensters hebben voor een deel nog houten ramen die met houten klossen in het metselwerk zijn verankerd. De benedenvensters van de westgevel en enkele vensters op het zuiden hebben vaste houten shutters. Enkele vensters op het zuiden hebben houten spijlenvensters, waarbij de spijlen in de tweedelige boven- en benedenkozijnen zijn verbonden.
De lange noordgevel bevat op de verdieping tweemaal vier vensters – aan beide zijden van de tussenmuur – op verschillende onderlinge afstand. Centraal in de gevel is een koraalstenen gevelsteen aangebracht, gevat in een bakstenen omranding; “J[ohn] G[odden] / 1880”. Op de begane grond zijn boogopeningen aangebracht van verschillende grootte, met ongeveer de indeling van een kleine boog op de einden en tweemaal drie grote daarbinnen. Behalve houten kozijnklossen bevatten de bogen ijzeren bevestigingspunten. (1) Op het noordoostelijke uiteinde is het baksteen van de bogen aan de buitenzijde roodgeverfd geweest.
De korte oostgevel heeft een venster in de top, op verdiepingshoogte een centrale deur en aan weerszijden een venster en beneden twee vensters. Voor de deuropening ligt een ruime stenen trap met bordes. Op het bordes liggen bij de ingang bakstenen met de platte zijde naar boven. Ter hoogte van de goten heeft deze gevel een horizontale bakstenen band die een driehoekige geveltop maakt. De korte westgevel heeft een smalle deklijst en geen horizontale band. De verdieping en begane grond van de westgevel hebben beide twee vensters. De zuidgevel bevat op de verdieping zes onregelmatig geplaatste vensters en een deur. Op de begane grond elf onregelmatig geplaatste vensters, waarvan zes van een kleinere afmeting. Op de zuidwesthoek is tegen de gevel een stenen trap gemaakt, waarschijnlijk een latere toevoeging, die de verdieping ontsluit. (2)
Het interieur is op de begane grond in drie ruimten gedeeld, die geen onderlinge verbinding hebben. (3) Het westelijk deel heeft een vloer van regelmatige natuursteenblokken die aanvankelijk met voegen was afgesmeerd. (4) De wanden van de verdieping zijn inwendig afgepleisterd. De middenruimte en die op het oosten hebben een scheidingsmuur tot verdiepingshoogte. De middenruimte heeft een met cement afgewerkte vloer. De verdiepingsvensters hebben over beide ruimten afgeschuinde dagkanten. Tegen de oostwand is een gemetselde (bad)kuip met afgeronde hoeken aangebracht. De begane grond zal bedrijfs- en opslagruimte zijn geweest, terwijl de verdieping vooral als kantoor- en mogelijk woonruimte zal hebben gediend.
Ten zuiden staat nabij het gebouw een betonnen watertoren met rechthoekige bak op vier poten.
Ten zuidoosten van het hoofdgebouw staat een kleiner gebouw op rechthoekige plattegrond en opgetrokken over twee bouwlagen en kap. De nok van het zadeldak ligt evenwijdig aan die van het hoofdgebouw en de kapconstructie komt ook wel met het eerdere overeen. Mogelijk is dit gebouw gebruikt als smidse of voor soortgelijke functie. De datering is onduidelijk, maar kan wellicht iets later dan de bebouwing van 1880 worden gesteld. Het gebouw lijkt twee (of meer) fasen te kennen, waarbij de tweede een functie-aanpassing zal zijn geweest. Het zadeldak is gedekt met rode (en zwarte) Oud-Hollandse pannen, gevat tussen puntgevels met vlakke deklijst, en een (voormalige) topbeëindiging van rode machinale baksteen. De top is in dit geval ook schoorsteen geweest. De gevels zijn opgetrokken in breuksteen en diabaasgesteente die aan de voorgevel met een opgelegde voeg werden afgewerkt en bovendien in een patroon van lichte en donkere lagen is opgebouwd. De muuropeningen hebben hoekkettingen van rode machinale baksteen, overeenkomstig het hoofdgebouw. Ook in deze baksteen uitgevoerd zijn rookkanalen in de korte gevels, die in het gevelvlak zijn opgenomen. De vensters hebben inwendig vaste houten shutterramen bezeten. Deze zijn door ijzeren ramen aan buitenzijde vervangen. De voorgevel (noordgevel) bevat op de verdieping drie vensters en op de begane grond een centrale deur en aan weerszijden een venster. De achtergevel (zuidgevel) herhaalt deze indeling maar nu omgekeerd: met een deur op de verdieping. De oostelijke zijgevel heeft twee kleine verdiepingsvensters en twee rookkanalen. De westelijke zijgevel heeft centraal een uitbouw (waarschijnlijk van een oven) en drie rookkanalen. (5) De vloer heeft een rode (rood geworden) breukstenen plaveisel; bij de deur rode baksteen. Voor de deur twee treden van steen.
Verder noordelijk, met de hoofdnok in het verlengde van die van het hoofdgebouw ligt een derde gebouw op langgerekte rechthoekige plattegrond, opgetrokken uit één bouwlaag en kap. Het is in twee delen te onderscheiden: een regenbak en een lange hal van één ruimte. Beide zijn opgetrokken in breuksteen waarbij de noordgevel met opgelegde voegen is afgewerkt. De muuropeningen en hoeken hebben kettingen van rode machinale baksteen. De vensters zijn alle staande openingen en hebben flauw getoogde overspanning, de deuren hebben rondbogen en de kozijnen die hier overal verdwenen zijn, hebben houten klossen in het metselwerk. De regenbak heeft een eigen zadeldak met de nok haaks op andere. De dakbedekking is verdwenen. De kap bestaat uit een enkel halfhouts gekoppeld sporenpaar en koppelbalk met een langsverband van tweemaal vier gordingen en twee nokgordingen. Bovendien is onder de koppelbalk met een korte stijl excentrisch een onderslag aangebracht. In de muurdikte van beide puntgevels is een smal sporenpaar ingebracht. De geveltoppen bevatten een centrale deuropening met aan weerszijden een staande vensteropening; aan de noordzijde bovendien een ventilatiegat met een rondboog. Tegen de zuidgevel staat een stenen trap. De langsgevels hebben Keulse goten.
De grote langshal had tussen de twee nog behouden puntgevels een zadeldak met overstek. De lange noordgevel is regelmatig ingedeeld volgens zeven assen en heeft een grote centraal geplaatste deuropening en aan weerszijden drie vensters. Langs de gevel liggen restanten van plaveisel. De lange zuidgevel heeft zeven vensters volgens zeven assen. De puntgevel op het oosten heeft in de top een venster dat op het westen herhaald wordt. Op de begane grond in de oostgevel een grote deuropening. Het inwendige heeft een vloer van regelmatige stenen met opgelegde voegen.
Tussen deze lange hal en het hoofdgebouw ligt een structuur van restanten, bestaande uit stenen muren met de lengteas evenwijdig aan de nokken van de gebouwen. In de strook tussen de gebouwen maken ongepleisterde muren twee compartimenten in elkaars verlengde. Via een doorgang op het westen is dit gedeelte verbonden met een koraal, die eveneens in twee compartimenten is verdeeld en afgegrensd is door gepleisterde muren, met een plateau of perron op de muren aangebracht, ongeveer in het verlengde van het plaveisel bij de langshal. In de koraal is een doorgang aan de korte westzijde en een aan de zuidzijde. De functie van de restanten is niet duidelijk. (6)
Op enige afstand ten zuidoosten van de bovenbeschreven bebouwing van Newtown is een grote dam en de restanten van twee gebouwen die eveneens deel uitmaken van het industriële complex van Newtown. (7) De lengteas van de dam is oostwest gericht. Aan het westelijke uiteinde van de dam staan de resten van een gebouw dat is opgetrokken in steen op een rechthoekige plattegrond. Het gebouw had een zadeldak tussen twee puntgevels. De nok was noord-zuid gericht. In de zuidelijke gevelwand is de uitsparing van een rookkanaal. In de zuidwesthoek van het interieur zijn twee gemetselde bakken. Op de noordelijke gevel sluit een smalle langgerekte regenbak aan. (8) Aan het oostelijke uiteinde van de dam zijn de restanten van een tweede, groter gebouw. Het is opgetrokken in steen op een langgerekte rechthoekige plattegrond. De lengteas is noordoost-zuidwest gericht. Het gebouw was in compartimenten onderverdeeld. In het noordoostelijk deel van het gebouw zijn “gleuven” in de lengterichting van het gebouw. Tegen de zuidwestzijde twee regenbakken, waarvan een groot en een klein. De grote bak heeft aan de zuidwestzijde afgeronde hoeken. (9)
(Opmerkingen
- Hiervan is af te leiden dat in de boogvormige openingen dubbele deuren waren aangebracht.
- Door de aanleg van de trap werden twee kleine vensteropeningen afgedekt.
- De verdiepingsvloer was van hout en rustte op een enkelvoudige balklaag; de houten delen waren uit oude oceaanverpakkingen samengesteld: “Dantzler Selm / Curaçao”.
- Later gecementeerd.
- Inwendig is de enkelvoudige balklaag van de verdieping uitgezaagd.
- Zie: Newton 1986, pp. 288-304.
- De gebouwen werden zeer waarschijnlijk gebruikt om de delfstoffen te verwerken. Ze staan vlak bij de Seroe Francisco Jobo waar enkele mijnschachten zijn gevonden op het terrein van Zevenbergen.
- De verhoudingen van regenbak lijken op de “cisternen” van Sint Maarten. Mogelijk was de regenbak voorzien van een gewelf.
- In de directe omgeving van dit gebouw zijn resten van steenkool gevonden.)
Redengeving
Het gebouw als boven beschreven is van algemeen belang wegens schoonheid en volkskundige waarde op grond van de volgende waardestellende criteria:
- ensemblewaarde vanwege de samenhang van het complex;
- architectuur- en cultuurhistorische en volkskundige waarde als zeldzaam industrieel complex;
- architectuurhistorische waarde vanwege de bouwmaterialen en afwerking die op Curaçao verder alleen op het complex van Nieuwpoort voorkomen;
- ensemblewaarde vanwege de situering in het terrein, in de nabijheid van de voormalige mangaanontginning.
Tot het hierboven vermelde monument behoort al hetgeen door bestemming of anderszins rechtens onroerend is.
Registratie: 21 februari 2005
Afschrift Hypotheekbewaarder: 25 februari 2005
Aanwijzingsbesluit: 20 augustus 2004
Publicatie: 20 augustus 2004
Inzage: gedurende 6 weken vanaf 20 augustus 2004