REGISTER VAN BESCHERMDE CULTUURHISTORISCHE ERFGOEDEREN
Landhuis Rooi Catootje
Kadastrale gegevens: Sectie: II-A – Nrs.: 3894, 4587 en 5758
Landhuis Rooi Catootje is zeer waarschijnlijk omstreeks 1853 gebouwd. (1) Tot het midden van de 19e-eeuw werd de plantage, die al in 1700 bestond, aangeduid onder de naam “Rust en Vree” of “Rust en Vrede”. Sinds 1853 is de plantage in bezit van de familie Maduro.
De voormalige plantage lag ten oosten van het Schottegat. Het was een vochtig gebied met putten en hofje aan de benedenloop van de rooi Catootje. De rooi Catootje is waarschijnlijk de huidige rooi Magdalena en zal vanouds een grens van het terrein hebben gevormd. Het landhuis ligt in de zuidoosthoek van het terrein.
Het regelmatig opgezette landhuis heeft een rechthoekige plattegrond, bestaande uit een kern en vierzijdig rondgaande galerij. Het is in steen opgetrokken over twee bouwlagen en kap, met de nok west-oost gericht. Aan het huis verbonden staat een regenbak. De kern heeft een schilddak en de galerijen hebben lessenaarsdaken die vlak onder de verdiepingsvensters op de kern aansluiten. De daken zijn gedekt met Oudhollandse pannen. Beide niveaus hebben langs de gevel rondgaand eenzelfde geprofileerde gootlijst. De goot van de verdieping loost met een standgoot op de noordwesthoek en met een aansluitende goot op het galerijdak naar het lagere niveau. Op de noordwesthoek van de galerij voert een geknikt aquaduct op kolom en segmentboog naar de regenbak.
De gevels zijn gepleisterd en geverfd. Alle vensters zijn staande vensters met houten shutterramen, de deuren paneeldeuren met houten shutters; de vensters hebben houten waterlijsten en een reeks van de houten ‘soldaatjes’ is aanwezig. (2) De zuid- en noordgevel zijn gelijk ingedeeld en bevatten op de verdieping vier vensters volgens vier assen. De begane grond heeft volgens zeven assen een centrale deur en aan weerszijden drie vensters. De westgevel heeft op de verdieping een venster en in de galerij een deur en aan weerszijden een venster. De oostgevel is gelijk ingedeeld, maar bevat alleen vensters.
Het interieur kan onderscheiden worden in de kern, die bestaat uit een sala en smal oostelijk vertrek, en een galerij daar aan vier zijden omheen. De galerij is met tussenwanden in verscheidene kleinere vertrekken is onderverdeeld, maar bestond mogelijk aanvankelijk als (vrijwel) ongedeelde ruimte. De tussenwanden hebben een betimmering van verticaal kraalschot. De kern heeft een houten vloer (grootste delen met een breedte van 26,5 cm) en rondgaande plint. In de kernmuren zijn openingen aangebracht met afgeschuinde hoeken: doorgangen in de assen, waarbij die in de korte zijde paneeldeuren hebben met 19e-eeuws lijstprofiel. De vensters in de kernmuren hebben houten schuifvensters en houten vensterbanken. Op het noordoosten van de kern staat het trappenhuis dat vanuit de galerij toegankelijk is en een houten spiltrap naar de verdieping bevat. De houten verdiepingsvloer van brede delen ligt op een enkelvoudige balklaag. De verdieping is ingedeeld met dunne houten wanden van stijlen en beschot (delen 24 – 29 cm). Op het noordwesten is in de enkelvoudige balklaag van de zoldervloer een luik naar de kap gemaakt.
Langs de zuidgevel en langs het grootste gedeelte van de korte gevels strekt zich een terras uit dat op het westen afgeronde en op het oosten rechte hoeken heeft. Het is omgeven door een De vensters in de kernmuren hebben houten schuifvensters en houten vensterbanken. met geprofileerde buitenrand. Het is ontsloten door een centrale trap op het zuiden, tussen gespreide borstweringen en met gebogen eindtrede.
Kleinere trappen met gespreide borstweringen liggen voor de deur op het westen en in de korte zijden aan de zuidwestelijke en zuidoostelijke hoek. Een afzonderlijk terras ligt aan de noordgevel over het middendeel. Het is driezijdig omgeven door een lage borstweringsmuur met toegangen in de korte zijden. Op de noordwesthoek ervan staat een bel. De bel is geplaatst op een houten, (niet-oorspronkelijke) standaard en met een gietijzeren beugel gehangen in twee gietijzeren steunen. In de hangbeugel staat het fabrieksmerk: “GOULDS’ M’ F’ G’ CO./ 4/ SENECA FALLS N.Y.”; en keerzijde: “No.4 Yoke/ 4/ 1888”. Beplanting van bomen is aanwezig op het noorden en zuiden, aan de buitenzijde van de terrassen.
Op het noordwesten staat de regenbak (A). Het gebouw op rechthoekige plattegrond heeft één bouwlaag en kap, met de nok evenwijdig aan die van het huis. Het zadeldak is gedekt met rode Oudhollandse pannen en is gevat tussen tuitgevels met 19e-eeuwse topbeëindiging, schouders en vlakke deklijst, welke langs de goten op de zijgevels is doorgezet. De bak is geopend met een staand luikvenster met vlakke waterlijst in de oostelijke geveltop. Tegen deze gevel is een stenen trap geplaatst die tussen de muur en een borstwering opgaat naar het luik. Op het noorden en zuiden zijn telkens twee overloopgaten gemaakt.
Het landhuis heeft enige bijgebouwen gehad, waaronder een koenoekoehuis (B) ten noordoosten van het landhuis. Het is opgetrokken op rechthoekige plattegrond en heeft één bouwlaag en kap, met de nok W-O gericht. Het schilddak heeft niet-oorspronkelijke (golfplaat)dekking. De gevels zijn gepleisterd en geverfd. (3) De lange gevels hebben een deur met aan weerszijden een klein staand venster, de korte gevels hebben beide een klein staand venster. De openingen liggen met de bovendorpel net onder de gevelrand.(4)
Ten zuiden naast het huis ligt een toegangsweg die aan de huidige Zuikertuintjeweg een toegang tussen borstweringsmuren (C) heeft. Oostelijk van het huis is de plantagestructuur nog intact met enkele rechthoekige hofi’s naast elkaar tussen dammen (D) (O-W). De dammen hebben stenen damschotsluizen die als doorvoer- of overlooppunten van het water dienden. Ten zuidoosten van het huis is een grote ronde put (E) met naastgelegen waterbak en goten te vinden. Deze zijn gemaakt uit gestapelde en gepleisterde stenen. De put heeft twee kolommen voor een ophaalbalk boven de put. Ten oosten van het landhuis is ook een put met een naastgelegen waterbak (F).
(Opmerkingen:
- “30 Years S.A.L. (Mongui) Maduro Foundation” 2004.
- De vensters en deuren en het hang- en sluitwerk verschillen in detail vanwege vervanging. Enkele kozijnen zijn hersteld. De vensters in de oostgevel hebben glazen shutters gekregen.
- Deze liepen mogelijk schuin op, maar zijn thans verticaal uitgevoerd met één dikte.
- Iets verder naar het noorden staat een stalgebouw, waarschijnlijk voor paarden. Langgerekte rechthoek onder zadeldak met rode Oudhollandse pannen, twee met houten deuren gesloten compartimenten en aan het andere einde een aangebouwd houten opstal, mogelijk een bediendenwoning. Een koetshuis stond naast de regenbak en werd omstreeks 1970 gesloopt.)
Redengeving
Het gebouw als boven beschreven is van algemeen belang wegens schoonheid en volkskundige waarde op grond van de volgende waardestellende criteria:
- ensemblewaarde vanwege de samenhang van landhuis met bijgebouwen en omliggende hofjesstructuur;
- architectuur- en cultuurhistorische waarde als gaaf, 9e-eeuws landhuis met een voor Curaçao kenmerkende opzet met kern en galerijen rondom, en terrassen;
- architectuurhistorische waarde vanwege de uitvoering van de kern over twee bouwlagen, en vanwege de detaillering van het interieur;
- idem vanwege de putten, dammen en damsluizen in de bijgelegen hofjes.
Tot het hierboven vermelde monument behoort al hetgeen door bestemming of anderszins rechtens onroerend is.
Registratie: 23 september 2010
Afschrift Hypotheekbewaarder: 24 september 2010
Aanwijzingsbesluit: 19 december 2008
Publicatie: 19 december 2008
Inzage: 9 december 2008 t/m 17 januari 2009
Literatuur:
M.D. Ozinga, De monumenten van Curaçao in woord en beeld, (1959), p. 216-218;
W.E. Renkema, Landhuis Rooi Catootje, (typoscript z.j. in de Mongui Maduro Library);
Els Langenfeld, The past: a present for our future, 30 Years S.A.L. (Mongui) Maduro Foundation, (2004)