REGISTER VAN BESCHERMDE CULTUURHISTORISCHE ERFGOEDEREN
Landhuis Groot Davelaar
Kadastrale gegevens: Sectie: mbr – Meetbrief Nr.: 190/57
Landhuis Groot Davelaar, gebouwd omstreeks 1874 voor Juan R. Blanch naar ontwerp door de opzichter en wnd. directeur van het bouwdepartement, A. Martis (1).
Het landhuis ligt op vlak terrein ten oosten van het Schottegat.
Het zeer gave en complete landhuis bestaat uit een hoofdgebouw en in 1906 aangebouwde regenbak. In plattegrond heeft het huis een achthoekige kern met daar omheen twee galerijen. Een smalle dwarsbouw die langer is dan de doorsnede van de hoofdmassa doorsnijdt deze in het vierde en zesde vlak.
Het gebouw is opgetrokken in steen over een basementverdieping, een bel-etage, een derde bouwlaag op de kern en kap. De kern heeft een tentdak van acht dakschilden. Deze kap wordt gedragen door een houten paraplu spant. Op de muur is een balkenrooster aangebracht met randbalk en ravelingen voor de plaatsing van de spantbenen. De spantbenen zijn met blokdelen in de muur gezekerd en komen in de nok samen (met nokstijltje?). Een achtzijdige stijl gaat vanaf het balkenrooster op naar de nok. De hoofdsporen van de kap liggen boven de spantbenen, de overige sporen liggen haaks op de muren. Als een paraplu heeft de stijl korbelen die halfhouts verbonden zijn met de spantbenen en sporen. Tussen spantbenen en sporen is een ringgording aangebracht.
De galerij is vlak gedekt ten behoeve van het omgaande terras op hoogte van de derde bouwlaag, met een smalle opbouw van het trappenhuis onder zadeldak. De tweede galerij heeft naar de kern opgaande dakschilden. De dwarsbouw heeft een (onderbroken) schilddak met pirons en een achthoekige schoorsteen op het zuidoosten. De daken zijn voorzien van stenen nokken en zijn gedekt met zwart geglazuurde oudhollandse pannen. Langs de gevels op de twee niveaus loopt rondom een brede geprofileerde gootlijst die vijfzijdig is uitgevoerd als kroonlijst. De gevels zijn gepleisterd en in twee kleuren geverfd: de donkere muurvlakken contrasteren met de witte (hoek)pilasters, gepleisterde rusticablokken op de hoeken, sluitstenen, lijst en hekwerk.
Het basement bestond in feite uit een open (stal)ruimte met in de muren rondom ruime segmentboogvormige openingen met tussenkolom.
De muren van kern en galerij hebben rondboogopeningen voor doorgangen en flankerende vensteropeningen.
De bel etage heeft vijfzijdig een galerij: een onderlijst, een borstwering met sokkels en daarop muurdammen met Toscaanse pilasters die de kroonlijst dragen. De openingen tussen de pilasters zijn overspannen met segmentbogen op imposten en louter decoratieve sluitsteen.
Aan de hoofdingangszijde (oost) zijn de openingen met houten shutterramen afgesloten en met een toegang van buiten en binnendeuren. De overige openingen bezitten een houten hekwerk.
Voor de oostelijke ingangszijde ligt een rechthoekig bordes dat betegeld is met natuurstenen tegels en bereikt wordt via een dubbele trap met rechte treden en met houten spijlenhek. De trap ligt op een rechthoekig terras dat aansluit op het huis en wordt begrensd door een afscheiding van stenen vierhoekige kolommen met geprofileerde dekplaat een tussengeplaatst houten spijlenhek.
Aan de westzijde is de galerij gesloten als op het oosten. De dwarsbouw heeft staande vensters houten shutterramen en geprofileerde waterlijsten.
Op het westen ligt een centrale trap naar de bel-etage met halfronde benedentreden.
De noordwestelijke vleugel van de dwarsbouw heeft een stenen trap langs de gevel gehad. Deze heeft gespiegeld ook op het zuidwesten gestaan.
De derde bouwlaag heeft rondom op de galerij een balkon dat is afgezet met een opengewerkte balustrade tussen kolommen. De kernmuur heeft per vlak een opening, alternerend een venster en een deur, voorzien van geprofileerde waterlijsten. Deze zijn gesloten met houten shutterramen voorzien van onderlijst, resp. paneeldeuren, alle met bovenlichten van vaste houten shutters.
Het interieur is nagenoeg volledig oorspronkelijk.
De vloer van de bel-etage heeft een dubbele balklaag met twee grote moerbalken en dwarsbinten. In het algemeen kunnen van de tweede en derde bouwlaag genoemd worden: de houten vloeren, plinten, geprofileerde deuromlijstingen, paneeldeuren waarvan het merendeel uitgevoerd met houten shutters en vaste bovenlichten, vensters met houten shutterramen en vaste bovenlichten, en houten plafondbetimmering. De wanden zijn inwendig vlak afgewerkt en gepleisterd.
Op de bel-etage zijn verder enkele zaken afzonderlijk te noemen. In de keuken op het zuidwesten bevinden zich een stenen kookplaats en naastliggende oven, gedragen op een segmentboogvormige onderbouw en voorzien van een schoorsteenmantel (schoorsteen op het dak). Aan de keuken grenst de bijkeuken die tegen een van de wanden een houten provisiekast bezit. Deze is geplaatst op poten en bestaat uit twee kastruimten, waarbij de deuren blauw porseleinen knoppen hebben en er één deur met diagonaal open latwerk is bezet.
Aan de achterzijde van het huis (westzijde) is de trap naar de tweede verdieping gemaakt: een zorgvuldig uitgevoerde houten spiltrap met dubbele opgang van dragende treden die samenkomen op een tussenbordes en met een enkele steek verder omhoogvoert.
Op het noordwesten van het huis is een regenbak aangebouwd, die blijkens een jaartal in de dakkapel dateert uit 1906. De regenbak zelf heeft een rechthoekige plattegrond, maar de massa is met een de overgangsruimte bij de aansluiting op het huis op het westen ingesnoerd. De opstal bestaat uit één bouwlaag en kap, met de nok N Z gericht, als de dwarsbouw van het huis. Op de regenbak staat een schilddak voorzien van stenen nok en hoekkepers en pirons, en gedekt met rode oudhollandse pannen. De kap is opgebouwd uit gekoppelde sporenparen op muurplaat en met nokbalk en voorzien van koppelbalken en spijkerplaten; op de sporen zijn panlatten aangebracht. Rondom langs de gevels loopt een gootlijst en op de aansluiting met het huis loost hierop een standgoot.
De gevels zijn gepleisterd en geverfd. Aan beide lange zijden lopen de wanden schuin op en hebben een extra steunbeer. Op het noorden staat een dakkapel met driehoekig topveld en vlakke deklijst op zijconsoles, die met een staand luikvenster op de waterbak opent. In het topveld de datering: ‘AN. 1906’. Voor de dakkapel ligt een rechte stenen trap. De regenbak is inwendig gepleisterd en voorzien van afgeronde hoeken.
(Opmerkingen:
(1) Zie: Newton 1986, 161; en Ozinga 1959, 225 226.)
Redengeving:
Het gebouw als boven beschreven is van algemeen belang wegens schoonheid en volkskundige waarde op grond van de volgende waardestellende criteria:
- Architectuur- en cultuurhistorische waarde als gaaf landhuis met regenbak, dat als centraalbouw en regenbak uniek is op Curaçao;
- architectuurhistorische waarde vanwege de zorgvuldige detaillering en de kapconstructie;
- idem, vanwege de aanwezige inrichtingselementen.
Tot het hierboven vermelde monument behoort al hetgeen dat door bestemming of anderszins rechtens onroerend is.
Registratie: 1996-08-30
Afschrift Hypotheekbewaarder: 1996-09-13
Aanwijzingsbesluit: 1996-06-04
Publicatie: 1996-06-11
Inzage: gedurende zes weken vanaf 1996-06-11