REGISTER VAN BESCHERMDE CULTUURHISTORISCHE ERFGOEDEREN
Landhuis Jan Thiel
Kadastrale gegevens: Sectie: – Meetbrief Nr.: 926/1994
Landhuis Jan Thiel is waarschijnlijk gebouwd in de tweede helft van de 18e-eeuw en heeft aanpassingen ondergaan in de 19e– en 20e-eeuw. De kern is in opzet oorspronkelijk met 19e-eeuwse inrichtingselementen; de galerijen zijn in huidige vorm 19e-eeuws met thans 20e-eeuws karakter, en de bijgebouwen dateren overwegend uit de late 19e-eeuw en het eerste kwart van de 20ste. Uitbreidingen voor het agrarisch gebruik met stallen, koralen en voer en drinkbakken zijn vooral 20e-eeuws.
De plantage ligt aan de zuidkust van het eiland, tussen Lagun Jan Thiel en de Caracasbaai in, met als uiterste punt de Lijhoek ( hier zou een semi permanente kustbatterij hebben gelegen). Jan Thiel was eerder bekend als Damascus. Het landhuis ligt in het noorden van de plantage op het hoger deel ten westen van de hoofdrooi.
Het complex bestaat in huidige vorm uit het landhuis met regenbakken, een kleine woning, een schurencluster, stalgebouw met voer en drinkbakken, twee koralengroepen met onderkomen uit de 19e-, resp. 20e-eeuw en een waterreservoir.
Het landhuis heeft een in hoofdvorm een rechthoekige plattegrond en is in steen opgetrokken over één bouwlaag en kap, met de nok OW gericht. Het huis is te onderscheiden in een kern, een voor en achtergalerij. Naar de oorspronkelijke vorm kan globaal worden geraden.
De kern heeft een uitzonderlijk steil schilddak waarbij vooral de korte dakschilden merkwaardig voorkomen, een beeld dat nog eens wordt versterkt door de drie ver uit elkaar geplaatste dakkapellen op beide schilden. Aftimmeringen in de kap onttrekken de einden aan het oog. Wel is duidelijk dat aan de kap verschillende herstelwerkzaamheden zijn verricht. De kap is opgebouwd uit rondhout van gekoppelde sporenparen (slordig verbonden) die in de muur zijn gelaten en koppelbalk en een langsverband van aangehangen nokbalk, gording op de koppelbalk en panlatten. Het ritme is verdubbeld in XXB door eenzelfde constructie van smalle gezaagde, gekoppelde sporenparen met overal extra spijkerplaten. Vlak onder de kap vertonen de kopmuren een verjonging.
De galerijen hebben een aansluitend lessenaardak en zijn op het westen langer doorgetrokken dan de kern (het tussenliggende deel is uit XX). De galerijen zijn gedekt met zwart geglazuurde oudhollandse pannen, de kern heeft rode, gesmoorde en zwart geglazuurde exemplaren. De dakkapellen zijn opgetrokken uit gele IJsselsteentjes en hebben een sierlijk in en uitzwenkende topbeëindiging met geprofileerde deklijst, en verder geprofileerde zijconsoles en staande luikvensters.
De gevels zijn gepleisterd en geverfd. De vensters zijn staande vensters met voor het merendeel 19e-eeuwse houten kozijnen (1).
De zuidgevel (voorgevel) heeft een geprofileerde gootlijst en een band over gevelbreedte. Verdeeld over acht assen bevat de gevel vier vensters, een deur, twee vensters en een deur (2). Over de gevelbreedte ligt een terras met lage borstwering en centrale toegangstrap tussen rechte borstweringen (en plantenbakken uit XX). Op het westen, op de verbinding met het terras voor de westelijk zijgevel is een kwartronde trap gemaakt uit gele IJsselsteentjes (handvorm baksteen: ca. 18 x 9 x 4 cm). Tegen het terras liggen enkele waterbakken.
De westelijke zijgevel heeft een vlakke deklijst langs de galerijgevels die elk een deur met waterlijst hebben en verbonden zijn door een nieuwer tussendeel. Het terras heeft een tweede, halfronde trap van gele IJsselsteentjes in de as.
De oostelijke zijgevel heeft een deur in de kern en een venster in de achtergalerij. Een standgoot op het noordoosten voert af naar een regenbak onder het terras dat over de gevelbreedte ligt (3).
De noordgevel (achtergevel) heeft een gootlijst en band als aan voorzijde. Opvallend is de excentrische toegang in de as van de trap naar de zolderverdieping. Het terras voor de noordgevel heeft voor de excentrische deur een vierkant stoepje dat met gemetselde bankjes is afgezet.
Het interieur heeft de driedeling van de hoofdopzet. De vensters hebben houten lateien en houten vensterbanken.
De kern bestaat uit drie vertrekken: een ruime centrale sala met in de kernmuren een boogvormige doorgang met pilasters (in huidige vorm XX?) en op het noorden twee flankerende vensters (één verkleind). Met doorgangen liggen twee kleinere aangrenzende vertrekken, de oostelijke met in elke wand een (smalle) deuropening, de westelijke met een tweede opening op het westen (vm. buitenmuur). Dit laatste vertrek heeft een uitsparing met kastruimte eronder, die de houten steektrap bevat die via een boogdoorgang vanuit de achtergalerij naar de zolder voert. Bovendien zijn in twee tegenoverliggende hoeken houten ophangpunten (voor een hangmat?) gemaakt. In de drie vertrekken is de enkelvoudige balklaag in zicht.
In de voorgalerij is hoogstens de tussenwand naast de centrale deur ouder dan 1900.
De achtergalerij heeft op het westen naast de trap de keuken met een deur op het westen en een fogon tegen de noordwand (forse schoorsteen op het dak aanwezig).
De zolder heeft een houten vloer op de balklaag genageld (met delen van ca. 23 cm).
Opvallend is dat de westmuur van de sala als hoofdmuur tot in de nok is opgetrokken.
Bijgebouwen:
(A) Ten noorden van het landhuis staat een kleine woning op rechthoekige plattegrond, opgetrokken in steen over enkele bouwlaag en schilddak met de nok W O gericht. Te oordelen naar de uitvoering (hout en beton in de wanden) en verhoudingen dateert deze uit XXa. Het dak dat aan alle gevels oversteekt is gedekt met gesmoorde oudhollandse pannen. De gevels zijn gepleisterd en geverfd en geplaatst op een onderbouw van steen. De muuropeningen hebben houten shutters (deuren en ramen) of luikvensters. Het interieur met houten vloer heeft de traditionele tweedeling in de verhouding 2:1 met een houten tussenwand die van boven open is (4).
(B) Het meest noordelijk op het terrein ligt een gebouwenkluster bestaande uit twee gedeelten: een ruime schuur (B1) met de nok O W gericht en een smal woon/opslaggebouw (B2) langs de toegangsweg met nok haaks op die van de schuur.
De schuur (B1) heeft rechthoekige plattegrond en is opgetrokken over één bouwlaag en schilddak. Het schilddak steekt aan alle zijden over waarbij ventilatie tussen de muur en kap mogelijk is. Het (was voorzien van houten pirons), heeft stenen nok en hoekkepers en is gedekt met rode pannen (oorspr. wrsch. geheel met rode kruispannen; nu aan de achterzijde Italiaanse pannen uit Livorno.) De gepleisterde en geverfde gevels hebben op het oosten en westen grote opgeklampte schuurdeuren in ijzeren gehengen en met houten stootklossen.
Op de zuidoosthoek is het tweede gedeelte (B2) met een smalle doorgang aangebouwd, op rechthoekige plattegrond en van één bouwlaag en zadeldak. Het zadeldak heeft een lagere nok dan die van de schuur en heeft overstekende randen. Het is overwegend gedekt met rode oudhollandse pannen en gevat tussen tuitgevels met 19e-eeuwse topbeëindigingen en vlakke deklijsten. In de zuidelijke top is een staand venster vlak onder een oculus aangebracht. De gevels zijn gepleisterd en geverfd. Drie openingen op het oosten hebben waterlijsten; een grote schuurdeur is verkleind.
(C) Tegen de noordoostelijke helling waar het terrein naar de rooi afloopt ligt een structuur van stenen en gepleisterde muren van vm. koralen en een klein onderkomen, die vanaf het hoofdniveau met twee afdalende trappen (vanaf het terras en achterterrein) ontsloten zijn. Een gedeelte was (als stal) met lessenaardak overdekt.
In de helling ten oosten van het landhuis zijn enkele keermuren, goten en twee kleine trappen.
Aansluitend op het zuidelijke (voor)terras van het huis ligt een strook met drink en regenbakken en goten met de lengteas N Z gericht. Aan het eind ervan gaat een pad naar de rooi omlaag.
(D) Ten zuidwesten staat een stalgebouw op een langgerekte, rechthoekige plattegrond met voer en drinkbakken, goten en mestgeulen onder een flauw hellend lessenaardak op kolommen. Oostelijk daarvan meer drinkbakken, koralen en een klein opzichtersonderkomen op hoge voet met houten vloer en lessenaardak. Het is toegankelijk via een stenen buitentrap met bordes.
Ten westen hiervan gaat een pad omlaag naar de zoutpannen van de Jan Thielbaai.
(E) Op de oostelijke begrenzing van het terrein, ten noordoosten van het bijgebouw (A), staat een waterreservoir. Het is een vierkante bak met ronde binnenhoeken.
(Opmerkingen:
- Vervangen ramen.
- Op het zuidoosten is een aanbouw gepleegd over de diepte van het terras.
- Hier zijn in XXA kleine aanbouwen en aanpassingen gepleegd, w.o. hoog terras, waterbakken, en ook de bank op de borstwering.
- Daar weer noordelijk van staan twee opstallen, één klein stenen gebouw met betonnen deel en een restant van een woning van het koenoekoehuistype met schuin opgaande wanden, houtskelet en vlechtwerk.
- Literatuur: Ozinga 1959, 242.)
Redengeving:
Het gebouw als boven beschreven is van algemeen belang wegens schoonheid en volkskundige waarde op grond van de volgende waardestellende criteria:
- ensemblewaarde van het complex van landhuis, bijgebouwen, drink en regenbakken en koralen;
- architectuur en cultuurhistorische waarde als landhuis met een voor Curaçao kenmerkende opzet met kern en voor en achtergalerij en terrassen;
- architectuurhistorische waarde vanwege oude onderdelen als de dakkapellen.
Tot het hierboven vermelde monument behoort al hetgeen dat door bestemming of anderszins rechtens onroerend is.
Registratie: 1998-02-01
Afschrift Hypotheekbewaarder: 1997-12-02
Aanwijzingsbesluit: 1997-11-21
Publicatie: 1997-12-02
Inzage: gedurende 30 dagen vanaf 1997-12-02