Description
Name of property:
Landhuis Savonet
Characteristics:
One of the oldest and largest plantations on the island with a comprehensive well-preserved set of facilities. Main building rebuilt in 18th century style. One storey structure with rectangular floor plan laid out on elevated platform. Core area and flanking galleries. Gable roof with dormers over core area, adjoining slant roofs over galleries. Terrace on all four sides. Plantation facilities include a.o. magasina’s, stables, corrals, dairy and milling house, forge, threshing floor, cistern and remnants of the former slave settlement. Also a hofi with wells, pos di pia, water reservoirs, water dams and canals.
Monument value:
Architectural historical value as a country estate with a core, front and rear galleries, a lay-out typical of Curaçao, and a fogon and terraces. Historical value as one of the oldest and largest plantations on the island which, as one of the few plantations, has continued operations until the late 19th century. Ensemble value as country estate with a variety of additional buildings, a slave settlement, corrals and a hofi.
Construction period:
19th / first quarter of 20th century
REGISTER OF LISTED HERITAGE
READ MORE
REGISTER VAN BESCHERMDE CULTUURHISTORISCHE ERFGOEDEREN
Landhuis Savonet
Kadastrale gegevens: Sectie: III, Meetbrief Nr.: 2, 3, 4, 5 / meetbrief nr. 196 van 24 april 2003
Inleiding
De plantage Savonet is omstreeks 1662 aangelegd door Matthias Beck, destijds vice-directeur van de West-Indische Compagnie. Er werden onder meer handelsgewassen zoals indigo, katoen en suikerriet verbouwd. Savonet had een grote veestapel, bestaande uit koeien, schapen en geiten.
Tijdens een inval van de Engelsen in 1806 brandde het woonhuis van Savonet gedeeltelijk af. Ozinga vermoedt dat het huidige landhuis in het begin van de 19e-eeuw ten westen van het oorspronkelijke huis in de 18e-eeuwse stijl is opgetrokken.
In 1830 wordt de plantage Zorgvliet bij Savonet getrokken, waardoor Savonet met meer dan 1500 ha de grootste plantage van het eiland wordt. Matthias Erasmus Van der Dijs, die Savonet in 1815 op een openbare veiling kocht, was een vooruitstrevend planter die de plantage tot grote bloei heeft gebracht. In 1863 wordt Jacob Bennebroek van der Linde Schotborgh de nieuwe eigenaar. Naast het feit dat Savonet aangemerkt kan worden als een van de oudste plantages op het eiland, is het plantagebedrijf bovendien lang voortgezet. In 1965 verkopen de erven van Jan Willem Jacob van der Linde Schotborgh en Johanna Emilia Debrot Savonet aan het Eilandgebied Curaçao. De gronden en de bijgebouwen werden aan de Stinapa, later Carmabi, in beheer gegeven.
De historische bebouwing van de plantage bestaat uit het landhuis met bijgebouwen, zoals magasina’s, stallen en koralen voor het vee, een regenbak, melkhuisje, smidse, maalderij, dors/droogvloer, washok, toilethuisje en de restanten van het voormalige slavendorp. Ten oosten van het landhuis ligt een hofje met putten, pos di pia, waterbakken, dammen en kanalen.
Het landhuis ligt ten noorden van de Weg naar Westpunt. Deze weg is dwars door het voormalige plantagecomplex aangelegd. Het landhuis staat op een verhoogd terras te midden van de lager gelegen bijgebouwen. De voormalige slavenwoningen en een gedeelte van de koralen liggen ten zuiden van de openbare weg.
Beschrijving
Landhuis
Het landhuis heeft een rechthoekige plattegrond, bestaande uit een kern met galerijen aan de lange zijden. Het huis is opgetrokken in steen over een bouwlaag en kap. De nok is nagenoeg oostwest gericht en ligt schuin op de lengteas van de weg naar Westpunt. De kern heeft een zadeldak waarop de lessenaarsdaken van de galerijen aansluiten. De dakconstructie bestaat onder meer uit rondhouten daksparren; er zijn tweemaal drie dakkapellen. (1) Het zadeldak is gevat tussen twee gelijkvormige topgevels met in- en uitgezwenkte, klassiek geprofileerde contouren en een boogvormige topbeëindiging voorzien van een pijnappel-bekroning. Op deze topgevels sluiten de klassiek geprofileerde deklijsten van de lessenaarsdaken boven de galerijen aan. De dakkapellen zijn voorzien van topvelden met klassiek geprofileerde, in- en uitzwenkende contouren, geprofileerde zijconsoles en vierkante vensters met opgeklampte houten luiken. Het dak is gedekt met rode Oudhollandse dakpannen. Op de zuidwesthoek steekt de schoorsteen van de keuken door het dakvlak.
De gevels zijn gepleisterd en geverfd. Tenzij anders vermeld zijn de openingen voorzien van naar-binnen-draaiende paneeldeuren met shutters en naar-binnen-draaiende shutterramen. (2) Mogelijk was de lange noordelijke gevel de oorspronkelijke voorzijde van het huis. (3) De beide lange gevels hebben een centraal geplaatste dubbele deur en tweemaal twee staande vensters. Vlak boven de openingen is een eenvoudig geprofileerde gootlijst met spuwers op de uiteinden.(4)
De kopse gevel op het oosten heeft op de begane grond drie staande vensters, één in de kern en telkens één in de galerijen aan weerszijden. De vensters in de galerijen zijn voorzien van houten luiken. Ter hoogte van de zolderverdieping bevindt zich een centraal geplaatst, staand venster. Het venster heeft houten luiken en resten van houten luikgrendels, zogenaamde “soldaatjes”. Boven in de top van de gevel is nog een klein staand venster met een raam met vaste shutters. Alle openingen in de gevel zijn voorzien van waterlijsten.
De kopse gevel op het westen heeft in de kern een centraal geplaatste, dubbele houten deur; in de noordelijke galerij is een staand venster en in de zuidelijke galerij een dubbele houten deur met oude duimgehengen. Ter hoogte van de zolderverdieping is een centraal geplaatst staand venster met restanten van houten luikgrendels. Daarboven is een klein staand venster met vaste shutters. Alle openingen in de gevel hebben waterlijsten.
Interieur
De langgerekte kern bestaat uit drie delen; een ruime sala met twee kleinere vertrekken op de uiteinden. De ruimten zijn door dubbele, houten paneeldeuren onderling verbonden. De balklaag van de kern is in het zicht. De galerijen aan weerszijden van de kern zijn eveneens onderverdeeld in drie delen. In de galerijen zijn de daksparren en pannen van het lessenaardak in het zicht. Boven in de tussenwanden van de galerijen zijn staande ventilatieopeningen met geajoureerde houten luiken. De sala staat met de galerijen in verbinding door telkens een segmentboogvormige doorgang. (5) De doorgangen liggen in elkaars assen. Aan weerszijden van de doorgangen is telkens een overvierkant venster (160cm breed x 190cm hoog) met schuiframen. De schuiframen hebben een roedenverdeling en ruitjes van zeer dun geblazen glas. Op ca. 80cm hoogte loopt langs alle muren een houten lambriseringlijst. In de kern en de galerijen ligt een oude kalkvloer. (6)
In de sala en andere vertrekken bevinden zich boven in de hoeken houten klampen aan de plafondbalken ten behoeve van hangmatten.
In de westelijke hoek van de zuidelijke galerij is de oude keuken met een fogon.
Vanuit de noordelijke galerij wordt de zolderverdieping door middel van een trap ontsloten. Het onderste deel van de trap steekt in de galerij; dit deel is van steen en met IJsselsteentjes afgedekt. De trapopening in de kernwand is boogvormige en is voorzien van een opgeklampte houten deur met latwerk in het bovenste gedeelte. Achter de deur is een rechte, afgetimmerde steektrap.
De zolderverdieping is verdeeld in drie delen doordat de scheidingswanden van de kern zijn doorgetrokken tot in de nok van het dak. In deze wanden zijn doorgangen gemaakt. De westelijke scheidingswand heeft een boogvormige doorgang en een rechthoekige doorgang. De oostelijke scheidingswand heeft een rechthoekige doorgang. Boven in de scheidingswanden is telkens een verticale ventilatiesleuf.
Terras
Het landhuis is omgeven door een terras op een basement met een omgaande borstwering. Het terras is afgedekt met gele natuursteen. (7) Aan de noord- en zuidzijde heeft het terras een trap; beide trappen liggen in de assen van de centraal geplaatste ingangen aan de voor- en achterzijde van het huis. Aan de noordzijde is tussen de centrale ingang en de trap een pad van vierkante, blauwe plavuizen. De borstweringen van de trappen eindigen onder aan de trappen in een ronde verdikking. De treden van de trappen verbreden zich naar onderen enigszins; de onderste treden zijn segmentboogvormig. Tegen het basement van het terras staan – met uitzondering van de westzijde – schuinsopgaande steunberen: op het zuiden telkens twee aan weerszijden van de trap; op het oosten zes en op het noorden twee rechts en drie links van de trap. Aan de voet en aan de bovenzijde heeft het basement van het terras een verspringing. Links van de zuidelijke trap is het zouthok; een kleine, lage ruimte onder het terras met een tongewelf. (8) Voor de zuidelijke trap ligt oude bestrating in breuksteen.
Bijgebouwen
A) Ten westen van het landhuis ligt een voormalige koeienkoraal met in de noordwestelijke hoek twee kleinere koralen (A1) voor kalveren. Tegen de muren van de kleinere koralen bevinden zich resten voer- en drinkbakken. Ze zijn opgetrokken in steen en gepleisterd. Aan de oostelijke en zuidelijke rand van de koraal liggen een aantal bijgebouwen. (9)
A2-3)Aan de oostzijde van de koraal sluiten twee bijgebouwen aan op het terras van het landhuis: het kantoortje (A2) en het melkhuisje (A3). Zij hebben allebei een rechthoekige plattegrond, ze zijn opgetrokken in steen over twee bouwlagen en kap. De nokken zijn oostwest gericht en lopen evenwijdig aan die van het landhuis. De gebouwen zijn gepleisterd en geverfd.
A2) Het kantoortje heeft een zadeldak dat gevat is tussen tuitgeveltjes met een eenvoudig geprofileerde 19e-eeuwse topbeëindiging en platte deklijsten. De dakvlakken hebben een overstek en zijn gedekt met rode Oudhollandse dakpannen.
De kopse oostgevel heeft een saya ku djèki-deur met shutters in beide delen. Boven de deur is ter hoogte van de tweede bouwlaag een staand venster met een enkelvoudig, opgeklampt houten luik. Op de tweede bouwlaag was een duiventil. In de zuidgevel is op de eerste bouwlaag een centraal geplaatst staand venster met een enkelvoudig shutterraam; op de tweede bouwlaag is een centraal geplaatst duivengat bestaande uit een kleine staande opening met een plank. (10) In de noordgevel is op de eerste bouwlaag een staand venster met een enkelvoudig shutterraam. Alle openingen hebben een waterlijst.
A3) Het melkhuisje sluit aan op de zuidwesthoek van terras van het landhuis. Het heeft twee tuitgeveltjes met een eenvoudig geprofileerde 19e-eeuwse topbeëinding en platte deklijsten. (11) De tweede bouwlaag – waar melk gekarnd en gestremd werd – was toegankelijk vanuit het terras via een dubbele, opgeklampte houten deur in de oostgevel. De deur heeft duimgehengen en een waterlijst. Aan weerszijden van de deur is telkens één ventilatiesleuf van bijna 1,90m hoog. In de geveltop is een vierkant venster met vaste shutters en een waterlijst. De zuidgevel heeft op de eerste bouwlaag een staand venster met een waterlijst en een opgeklampte houten deur met waterlijst; voor deze deur is een recht stenen trapje. Op de tweede bouwlaag zijn twee staande vensters. In de kopse gevel op het westen is op beide bouwlagen een centraal geplaatst, staand venster met een waterlijst. Op de zolderverdieping is een ventilatiesleuf. De noordgevel heeft op de eerste bouwlaag een staand venster met een waterlijst; op de tweede bouwlaag zijn twee staande vensters.
Aan de zuidelijke rand van de koeienkoraal (A) liggen in het verlengde van het melkhuisje: het kalkhok met duiventil (A4), het kaashok (A5), en het carbonhok (A6). Tussen het kalkhok en het melkhuisje is een doorgang met een poort; daarvoor is een hellingbaan van steen.
A4) Het kalkhok heeft een vierkante plattegrond en is opgetrokken in steen over twee bouwlagen. (12) De gevels zijn gepleisterd en geverfd. De zuidgevel (voorgevel) heeft op de eerste bouwlaag een opgeklampte houten deur en op de tweede bouwlaag een centraal geplaatst, staand venster met een enkelvoudig shutterraam. Op de tweede bouwlaag was een duiventil; voor het venster op de tweede bouwlaag zijn resten van een horizontale plank voor de duiven. Voor de deur is een recht stenen trapje. De noord- en oostgevel hebben op de eerste bouwlaag drie (dichtgezette) ventilatiesleuven en op de tweede bouwlaag twee ventilatiesleuven. De westgevel heeft op de tweede bouwlaag twee ventilatiesleuven. (13)
A5) Het kaashok heeft een nagenoeg vierkante plattegrond en is opgetrokken in steen over een enkele bouwlaag. Het hok is voorzien van een zadeldak, waarvan de nok oostwest gericht is. Het zadeldak is geklemd tussen de zijgevels van het kalkhok en het carbonhok. Het dak heeft een overstek en is gedekt met rode Oudhollandse dakpannen. De zuidgevel (voorgevel) heeft een centraal geplaatste, opgeklampte houten deur; de noordgevel heeft een lage, centraal geplaatste, opgeklampte houten deur.
A6) Het carbonhok heeft een langgerekte, rechthoekige plattegrond, is op getrokken in steen over één bouwlaag en kap. De nok is oostwest gericht. Het zadeldak heeft een overstek en is geklemd tussen twee tuitgevels. Op het dak liggen rode Oudhollandse dakpannen. De zuidgevel (voorgevel) heeft een centraal geplaatste, dubbele opgeklampte houten deur en een opgeklampte (enkelvoudige) deur in het linker gedeelte van de gevel. Voor beide deuren zijn rechte stenen trappen. Rechts naast de centraal geplaatste trap en tegen de gevelwand sluit een gemetselde drinkbak aan met afgeronde binnenhoeken (afmeting: ca. 3,35m x 1,20m). In de zuidgevel zijn 18 (dichtgezette) ventilatiesleuven. De noordgevel heeft 24 (dichtgezette) ventilatiesleuven. (14) De westelijke zijgevel heeft 5 (dichtgezette) ventilatiesleuven op de eerste bouwlaag en een staand venster met shutterramen op de zolderverdieping. (15) Op de zuidelijke hoek van de westgevel sluit de muur van de koeienkoraal (A) aan.
B) Op de zuidoosthoek van het terras sluiten een aantal bijgebouwen aan waarvan de nokken in elkaars verlengde liggen. De nokken zijn oostwest gericht en lopen evenwijdig aan die van het landhuis. Het meest westelijke gebouw is de paardenstal (B1), daarnaast is de open werkplaats/schuur (B2), dan volgt het vitóhuisje (B3). De drie gebouwen zijn voorzien van neoclassicistische zuiltjes. Tegen de oostzijde van het vitóhuisje staat de maalderij (B4), een klein, lager gelegen gebouw. Tussen dit bijgebouw en het volgende gebouwtje, de smidse (B5), is een doorgang, de porta mulina, naar het lager gelegen hofje. Oostelijk daarvan bevinden zich twee koralen (B6).
De eerste vier bijgebouwen hebben een rechthoekige plattegrond, ze zijn opgetrokken in steen over een enkele bouwlaag en hebben zadeldaken met een overstek. (16) De paardenstal en de open schuur lagen onder een doorlopend zadeldak tussen twee tuitgevels met geprofileerde 19e-eeuwse topbeëindigingen en geprofileerde deklijsten. Het voormalige zadeldak van het vitóhuis (B3) – dat later op gelijke hoogte moet zijn aangebouwd – was geklemd tussen de oostelijke, geprofileerde tuitgevel van de open schuur/werkplaats en een tuitgevel met een eenvoudig geprofileerde 19e-eeuwse topbeëindiging en een vlakke deklijst. De gevels zijn gepleisterd en geverfd. Op de noordzijde van de open schuur/werkplaats sluit een koraal aan.
B1) De paardenstal heeft in de westelijke topgevel – die boven het terras uitsteekt – een staande vensteropening met een segmentboog. De zuidgevel (voorgevel) heeft een centraal geplaatste brede deuropening en aan weerszijden telkens één staande vensteropening direct onder het zadeldak. Voor de deuropening is een hellingbaan van steen. De noordgevel is aan de bovenzijde open. Het dak rust hier op vier korte zuiltjes, in de hoeken op halve zuilen, met eenvoudige profileringen aan de boven- en onderzijde. In het interieur zijn zes stenen boxen met stenen voerbakken. (17) De vloer is bedekt met breuksteen. Het dak van de paardenstal is gedekt met Oudhollandse dakpannen.
B2) Op de vier hoeken van de open werkplaats/schuur bevinden zich telkens een halve zuil tegen de zijwand. De noordzijde wordt begrensd door de muur van de koraal.
B3) Het vitóhuis heeft aan de voorgevel op het zuiden een centraal geplaatste, dubbele deur met aan weerszijden telkens een staand venster. De gevelwand is geleed door middel van vier halve zuilen. Op de hoeken is telkens een kwartzuil. Voor het oostelijke deel van de voorgevel is een helling(baan) van steen; mogelijk ter versteviging van het fundament. Tegen de achterzijde van het huisje is een galerij aangebouwd. (18) In noordelijke gevel is een centraal geplaatste deur met aan weerszijden een staand venster. Voor de deur is een rechte stenen trap. In de oostelijke gevel is in de galerij een staand venster met een waterlijst. In de westelijke zijwand zijn twee deuren, waarvan de buitendeur in de galerij is voorzien van een waterlijst.
B4) De maalderij heeft een zadeldak dat aan de oostzijde gevat is tussen een eenvoudig geprofileerde tuitgevel met een vlakke deklijst en de zijgevel van het vitóhuisje. De voorgevel op het zuiden heeft centraal een opgeklampte houten deur met aan weerszijden een staand venster. In de kopse gevel op het oosten en in de noordgevel is telkens een staand venster. De vensters zijn voorzien van opgeklampte houten luiken.
B5) De smidse heeft een nagenoeg vierkante plattegrond en is opgetrokken in steen over een enkele bouwlaag. Het zadeldak is geklemd tussen twee tuitgevels. De gevels zijn gepleisterd en geverfd. De zuidgevel (voorgevel) heeft een centraal geplaatste, opgeklampte houten deur. De noord- en de westgevel hebben een staand venster met opgeklampte houten luiken. In de smidse is een vloer van breuksteen.
B6) Ten oosten van de smidse zijn koralen. (19)
C) Op de helling ten zuiden van het landhuis en de bijgebouwen zijn keermuren met schuinsopgaande steunberen.
C1)In de as van de centrale ingang van het landhuis bevindt zich tegen de zuidzijde van een hoge keermuur een monumentale stenen trap (C1) die uit concentrische halve cirkels is opgebouwd.
C2) Ten zuiden van de trap bevindt zich een grote droog/dorsvloer. Deze vloer heeft een rechthoekige plattegrond, waarvan de lengterichting bijna loodrecht op die van het landhuis staat. De vloer is deels afgedekt met een gladde gepleisterde vloer deels met stenen en is omgeven door een omlopende, lage borstwering van 35cm breed en ca. 42cm hoog. (20)
C3) Ten westen van de droogvloer is een geitenkoraal, met daarin een kleinere koraal voor jonge geitjes.
Ten westen van de geitenkoraal liggen drie schuren in elkaars verlengde: de katoenzaad-schuur (C4), de hooibalenschuur (C5) en de dividivipeulenschuur (C6). De schuren hebben alle drie een rechthoekige plattegrond en zijn opgetrokken in steen over een enkele bouwlaag en een kap. De nokken zijn oostwest gericht en evenwijdig aan die van het landhuis. Ze zijn afgedekt met zadeldaken die tussen tuitgevels zijn gevat. (21) De daken hebben een overstek. De gevels zijn gepleisterd en geverfd.
Tussen de drie schuren bevinden zich smalle tussenruimten van ca. 2m breed. Aan de zuidzijde zijn deze ruimten door middel van een muur afgesloten. (22)
C4) De katoenzaadschuur heeft in de noordgevel een deur en drie schuin oplopende steunberen.
C5) De hooibalenschuur heeft in de noordgevel een opgeklampte houten deur met duimgehengen en vier (dichtgezette) ventilatiesleuven, 3 links en 1 rechts van de deur. In de zuidgevel zijn 9 (dichtgezette) ventilatiesleuven. Dwars op de zuidgevel staat een muur van ca. 2,75m hoog.
C6) Het dividivihok heeft op het zuiden een opgeklampte houten deur en een staand venster met een opgeklampt houten luik. Voor de deur is zijn enkele treden van steen.
D) Ten zuiden van de droog/dorsvloer ligt een grote magasina (D1). Vlak bij de oostzijde van de magasina staat een regenbak (D2), op de kopse westzijde sluit een kleine schuur aan (D3). (23)
D1) De magasina heeft een langgerekte plattegrond, is opgetrokken in steen, heeft schuinsopgaande wanden en een enkele bouwlaag en kap. De nok van het dak is oostwest gericht en ligt evenwijdig aan die van het landhuis. Het zadeldak is gevat tussen tuitgevels met eenvoudige topbeëindigingen.
De gevels zijn gepleisterd en geverfd. Het interieur is in twee, nagenoeg even grote delen onderverdeeld. De scheidingswand tussen deze delen is tot boven het dakvlak doorgetrokken en heeft dezelfde topbeëindiging als de kopse tuitgevels. In de noordgevel bevinden zich twee dubbele, opgeklampte houten deuren met duimgehengen. Op beide hoeken van de oostelijke zijgevel is een standgoot. De goten monden uit in aquaducten tussen de magasina en de regenbak. Het aquaduct aan de noordzijde heeft een segmentboog. (24)
D2) De regenbak heeft een rechthoekige plattegrond, is opgetrokken in steen over een enkele bouwlaag, heeft schuinsopgaande wanden en een kap. De nok van de kap is noord-zuid gericht en staat loodrecht op de nok van de magasina. Het zadeldak is gevat tussen twee tuitgevels met eenvoudige topbeëindigingen en vlakke deklijsten. De gevels zijn gepleisterd en geverfd. De gevel op het noorden heeft een staande opening met een enkelvoudig opgeklampt houten luik en duimgehengen. Aan weerszijden van het luik zijn twee lage schuinsopgaande steunberen. Het onderste deel van de zuidelijke gevelwand heeft een schuinsopgaande verdikking over de volle breedte van de gevel. Onder in de wand van de westelijke gevel zijn twee overloopgaten.
D3) Tegen de westelijke kopse gevel van de magasina staat een schuurtje. Het heeft een rechthoekige plattegrond, is opgetrokken in steen over een enkele bouwlaag. (25) De gevels zijn gepleisterd en geverfd. Aan de noordzijde is een ingang.
E) Ten noorden van het landhuis staan twee bijgebouwen. Vlak bij het terras van het landhuis ligt het washok (E1) uit 1915. Achter het washok staat een toilethuisje (E2).
E1) Het washok heeft een rechthoekige plattegrond, is op getrokken in steen over een enkele bouwlaag en heeft een zadeldak waarvan de nok oostwest gericht is. Het dak is gevat tussen twee tuitgevels met kleine driehoekige topbeëindigingen en vlakke deklijsten. Het dak heeft een overstek. De gevels zijn gepleisterd en geverfd. Bij de onderbouw is een verspringing in de wand. De voorgevel (noordzijde) heeft een centraal geplaatste deur met aan weerszijden telkens twee ventilatiesleuven. Voor de deur zijn drie treden bestaande uit drie halve concentrische cirkels. De westelijke en oostelijke zijgevels zijn identiek en hebben telkens vier verticale ventilatiesleuven op de eerste bouwlaag en twee kleinere op de zolderverdieping. Boven in de top van de gevel is een oculus. (26) De zuidgevel heeft zeven verticale ventilatiesleuven.
E2) Het toilethuisje heeft een rechthoekige plattegrond, is opgetrokken in steen over een enkele bouwlaag en heeft een lessenaardak met de hoge zijde op het zuiden. De gevels zijn gepleisterd en geverfd. Bij de onderbouw is een verspringing in de muur. De zuidgevel heeft een centraal geplaatste deuropening. De zijgevels op het oosten en het westen hebben telkens drie ventilatiesleuven. In het huisje is een zitplank met drie gaten.
F1-18)Op enige afstand ten zuiden van de magasina (D1), ten zuiden van de weg naar Westpunt, staan de restanten van het voormalige “dorp”, de zogenaamde “bario nobo“. Het dorp bestond uit 18 huisjes, drie rijen van zes. (27) De huisjes hebben een rechthoekige plattegrond, ze zijn opgetrokken in steen over een enkele bouwlaag en kap. De nokken zijn oostwest gericht, evenwijdig aan die van het landhuis. De zadeldaken zijn gevat tussen twee puntgevels. De daken hebben een overstek. (28) In de lange voor- en achtergevels is een centraal geplaatste opgeklampte houten deur. In de kopse korte zijden is telkens een staand venster met opgeklampte houten luiken.
F19)In de middelste rij van het “”dorp”” staan de restanten van een kleine hut van leem. Deze had een rechthoekige plattegrond.
F20)In het midden van de meest westelijke rij huizen zijn resten van een watertappunt.
F 21)Vlak bij de noordwestelijke hoek van het dorp staan de restanten van een iets kleiner lemen huis. Het heeft een rechthoekige plattegrond; de nok is oostwest gericht en evenwijdig aan die van het landhuis. (29)
F 22)Tussen het dorp en de koralen (G) ten westen van het dorp bevindt zich nog een lemen huis. Het heeft een rechthoekige plattegrond en schuinsopgaande wanden. Het schilddak is gedekt met zinken golfplaten. (30) De nok is nagenoeg oostwest gericht en evenwijdig aan die van het landhuis. De gevels zijn gepleisterd en geverfd. De lange voor- en achtergevel hebben een centraal geplaatste deur en twee staande vensters. De zijgevels hebben telkens een staand venster.
G) Op korte afstand ten westen van dorp, ten zuiden van de Weg naar Westpunt, bevinden zich vier koralen voor schapen, geiten, later ook varkens. (31) De muren aan de oostzijde zijn voorzien van verticale ventilatiesleuven.
H) Ten oosten van het landhuis ligt een hofje met putten, kanalen, waterbakken, muren, overlopen en dammen. Het gebied was omgeven door stenen afscheidingen en stekelige heggen om loslopend vee buiten te houden.
H1) Op enige afstand ten noorden van het landhuis liggen drie putten in elkaars verlengde. Aan de oostzijde van de putten staan zes grote en drie kleine waterbakken; alle opgetrokken in steen op een rechthoekige plattegrond en gepleisterd. De drie kleine bakken sluiten aan op de putranden. De putten hebben een doorsnede (binnenwerks) van ca. 3,20m. De stenen putranden zijn ca. 45cm breed en 40-80cm hoog. Het bovenste gedeelte van de schachten van de putten is opgetrokken in breuksteen. Verder naar beneden is de schacht uitgehakt in steen. Sommige waterbakken hebben een overloop, andere hebben buizen aan de onderzijde. De binnenhoeken in de bakken zijn afgerond; de bakken zijn 1,90m breed en 60cm hoog (binnenwerks); de lengte varieert tussen 2,80m en 12m. Een aantal bakken heeft een gemetseld tussenschot met een concave bovenzijde, waarover het water heen kan stromen. Naast de meest zuidelijk gelegen put staat een voetstuk van een molen. In het voetstuk zijn buizen die met de put in verbinding staan. Tegen de noordzijde van de centraal gelegen put is een diepe bak met trappen ten behoeve van een pompinstallatie. Ook deze bak is opgetrokken in steen en gepleisterd.
H2)Ten westen van de drie putten ligt een aarden dam; de lengterichting van de dam is nagenoeg noord-zuid. Het zuidelijke uiteinde van dam heeft een damhoofd. Min of meer ter hoogte van de put H4) is in de dam een grote overloop met een sluis; de overloop is opgetrokken in steen en gepleisterd. In de muur van de overloop zijn uitkragende trapstenen.
H3) Op korte afstand ten noordoosten van de putten H1) bevindt zich een L-vormige, lage gemetselde keermuur die voorzien is van steunberen.
H4)Op korte afstand ten noordoosten van de putten H1) is een put met een molen. De put heeft een doorsnede van ca. 2,50m. De gepleisterde putrand is 50cm breed en 70cm hoog. Het bovenste deel van de schacht is opgetrokken in steen, de rest is in steen uitgehakt. Ten noorden van de put liggen constructies van kanalen en waterbakken van steen met afgeronde binnenhoeken. Ze liggen in elkaars verlengde (richting noord-zuid) en ze staan met de put in verbinding.
H5) Iets verder naar het oosten loopt vanaf het zogenaamde Mahokkenbos een gemetselde muur zuidwaarts tot aan de openbare weg. Van hieruit werd de muur in oostelijke richting voortgezet. Het laatste gedeelte van de muur ging over in een afsluiting van gestapelde stenen. Van dit oostwaartse gedeelte van de muur H3 zijn slechts restanten bewaard gebleven. In de waterrijke omgeving ter hoogte van het Mahokkenbos zijn in de onderste helft van de muur kleine vierkante openingen op regelmatige afstanden. Zij zijn zeer waarschijnlijk bedoeld om water te later doorstromen.
H6)Op het noordelijke uiteinde van de bovengenoemde muur H5) sluit een dwarsgeplaatste muur aan, die deel uitmaakt van een U-vormige muur om een pos di pia. (32) Deze loopput heeft aan de westzijde een hellingbaan van steen. Op het hoger gelegen terrein ten noorden van de loopput zijn restanten van waterkanalen en een kleine vierkante waterbak.
H7)Op de westzijde van de noordelijke muur van de loopput H6) sluit een L-vormige muur aan die eindigt bij een overloop met een sluisje. De overloop is opgetrokken in steen en gepleisterd.
H8)Achter de overloop is een muur die in noordelijke richting wordt voortgezet en na een haakse bocht in oostwaartse richting uitkomt bij een pos di cabai. Ten oosten respectievelijk ten zuiden van deze muur ligt een put. De schacht van de put is gedeeltelijk opgetrokken in steen en heeft een doorsnede van ca. 2,50m binnenwerks. De putrand is ca. 50cm breed en tot 50cm hoog. Op de westzijde van de putrand sluit een laag muurtje met een goot aan. Op de oostzijde van de putrand sluiten restanten van een constructie aan waarvan slechts twee treden bewaard zijn gebleven.
H9) Het oostelijke deel van de muur H8) komt uit bij een pos di cabai. Deze was nagenoeg helemaal omgeven door keermuren. Hiervan zijn restanten bewaard gebleven.
H10)Ten oosten van de pos di cabai H9) is een zandvlakte die aan de zuidzijde begrensd wordt door een muur; deze is opgetrokken in steen, gepleisterd en geverfd. Onder in de muur zijn openingen. In het midden van de muur is een overloop.
H11)De monding van Boca Grandi was vroeger door een muur afgesloten. Restanten van deze muur zijn bewaard gebleven. De muur was ca. 60cm breed en tot 1,30 hoog.
H12)Op het hoger gelegen rotsplateau langs de noordkust zijn restanten van een gestapelde muur. De muur liep evenwijdig aan de noordkust.
H13) Op enige afstand ten oosten van het landhuis, tegen de oostzijde van de muur H5), bevindt zich een gemetselde en gepleisterde waterbak van bijna 22 m lang en 6,5m breed. De bak is onderverdeeld in drie gelijke vakken van (binnenwerks) ca. 6,5m x 5,5m. De twee stenen tussenschotten hebben in het midden aan de bovenzijde een boogvormige uitholling en beneden een ovale opening. Daardoor kon het water in de bakken doorstromen. Beneden in de kopse zijden zijn telkens drie kleine, buisvormige openingen. Voor de openingen is aan de binnenzijde telkens een kleine uitholling in de vloer. Deze uithollingen fungeerden als zinkputten en moesten voorkomen dat vuil vanuit de waterbak in de buizen zou stromen. De kopse kanten van de bak zijn aan de buitenzijden voorzien van drie schuinsopgaande steunberen. Tegen de lange voorzijde op het oosten zijn drie rechte stenen trappen dwars op de bak geplaatst.
H14) Dwars op de muur H3, ter hoogte van het grote waterreservoir H9, ligt een lange aarden dam in oostelijke richting. Op het westelijke uiteinde en in het midden van de dam is een overloop. De overlopen zijn opgetrokken in steen en gepleisterd en voorzien van de datum “APR 1924”. In het oostelijke uiteinde van de dam is nog een kleine overloop bestaande uit een lage muur ten noorden van de dam. Hij is opgetrokken in steen en is ca. 6 lang.
Ten oosten van de middelste overloop is er een zuidwaartse aftakking van de dam.
H15) Tegen de noordzijde van de dam H14), vlak bij de westelijke overloop, is een put met een doorsnede van 1,70m. De schacht is opgetrokken in steen; de rand is 45cm breed en tot 33cm hoog.
H16) Op korte afstand van de Weg naar Westpunt, bij het zuidelijke deel van de muur H5, liggen twee grote putten. Ze liggen ca. 50 meter uit elkaar. De doorsnede van de putten is ca. 2,50m. De putranden zijn respectievelijk 60cm en 55cm breed en 98cm en 77cm hoog. De schachten zijn opgetrokken in steen. Achter de westelijke put is een diepe bak met trappen ten behoeve van een pompinstallatie. Vlak bij deze put liggen, aan weerszijden van de muur H5), twee rechthoekige, lage waterbakken. Zij stonden door middel van buizen en kanalen met de put in verbinding. De waterbakken zijn opgetrokken in steen en gepleisterd.
H17)Ten zuiden en evenwijdig aan de Weg naar Westpunt, op korte afstand van de putten
H16), ligt een aarden dam. Aan de noordwestelijke zijde wordt de dam afgesloten door een grote overloop. Hij is opgetrokken in steen en gepleisterd.
(Opmerkingen:
- In 1970 is een derde deel van het dak, het oostelijke gedeelte, ingestort en hersteld. In 1999 is het middelste gedeelte van het dak ingestort.
- Oorspronkelijk hadden de vensters opgeklampte houten luiken. In de kozijnen zijn de gaten van de duimgehengen van de voormalige luiken met houten pluggen dichtgezet. Resten van soldaatjes op de kopse gevels herinneren ook aan de voormalige luiken.
- Omdat aan de noordzijde tussen de centrale ingang van het huis en de trap van het terras een pad van blauwe plavuizen is aangelegd denken sommigen dat de noordzijde de oorspronkelijke voorzijde van het landhuis is geweest.
- Op de noordoostelijke hoek van het landhuis is in het begin van de 20e-eeuw een pompinstallatie en twee boven elkaar gelegen waterbakken gebouwd. In de aangrenzende slaapkamer werd een douche gebouwd, die vanuit de hoge bak zijn water kreeg. Kristensen, pag. 34.
- De doorgangen naar de sala waren voorzien van deuren. De plaatsen waar de gehengen bevestigd waren zijn nog zichtbaar in de kozijnen.
- De vloer bestaat uit een mengsel van kalk en kiezelstenen en heeft een geel/roze kleur. De oude vloer is gedeeltelijk afgedekt met een laag cement. Kristensen pag. 29.
- De stenen zijn afkomstig uit het gebied van het Christoffelpark. Kristensen pag. 30.
- Er was een houten vloer in dit hok; daarvan zijn slechts twee balken over.
- Aan de oostzijde van de koraal, vlak achter het kantoortje A2, stond een bakoven.
- In de opening was een tuimelraam; in het kozijn zijn de gaten voor de assen nog zichtbaar.
- Het zadeldak van de houten verdiepingsvloer van het melkhuisje zijn in 2000 ingestort. Het zadeldak had een overstek en was gedekt met Oudhollandse dakpannen.
- De kap is ingestort. Het bestond uit een schilddakje met een oostwest gerichte nok. Het dak was gedekt met rode pannen en had een overstek.
- Op de eerste bouwlaag – thans de scheidingswand tussen het kalkhok en het kaashok – zijn eveneens drie dichtgezette ventilatiesleuven. Zeer waarschijnlijk was het kalkhok voorheen een vrijstaand gebouwtje.
- De luiken aan de voor- en achtergevel zijn zeer waarschijnlijk niet oorspronkelijk.
- De voormalige zijgevel op het oosten had eveneens 5 ventilatiesleuven op de eerste bouwlaag. Zeer waarschijnlijk is het kaashok, dat op de oostelijke zijgevel aansluit, een latere toevoeging.
- De oorspronkelijke zadeldaken van de open schuur en het vitóhuisje zijn verdwenen.
- Boven de voerbakken bevonden zich restanten van houten ruiven.
- Breuklijnen wijzen erop dat de galerij later is toegevoegd.
- Naast de smidse stond vroeger een grote magasina.
- Het bepleisterde gedeelte werd als droogvloer gebruik, op de met stenen afgewerkte vloer werd gedorst met de vlegel.
- De gebouwtjes zijn in de jaren 1990 gerestaureerd. Oorspronkelijk waren de daken gedekt met Oudhollandse dakpannen.
- De oostelijke ruimte heeft gediend als varkenshok en de westelijke als opbergplaats van ossenjukken.
- Voorheen sloot op de westzijde van de magasina een koraal aan; de ingang was aan de noordzijde, zie foto Soublette.
- Tijdens een restauratie zijn de zadeldaken van de magasina en de regenbak vernieuwd. Oorspronkelijk bestond de dakbedekking uit Oudhollandse pannen. In de zuidgevel van de magasina zijn twee deuropeningen toegevoegd en het interieur is vernieuwd.
- Zie onder 23.
- Boven in de westgevel bevond zich de datum: “1915”. Zie tekeningen van Ineke de Groot en Monique de Loos.
- Het merendeel van de 18 huisjes is tot ruïne vervallen. Een aantal verkeren in een zeer slechte staat en de rest is verbouwd.
- Rond 1900 waren de meeste huizen gedekt met rode, Oudhollandse pannen; sommige waren deels met pannen deels met zinken platen gedekt, twee huizen hadden een afdekking van maïsstengels (foto Soublette).
- Het lemen huis is ingrijpend gerenoveerd.
- Het dak was oorspronkelijk met maïsstengels gedekt.
- Oorspronkelijk waren er 6 koralen. Twee koralen zijn verloren gegaan bij de verlegging van de Weg naar Westpunt.
- De muren om de pos di pia zijn gedeeltelijk ingestort.)
Redengeving:
Het gebouw als boven beschreven is van algemeen belang wegens schoonheid en volkskundige waarde op grond van de volgende waardestellende criteria:
- architectuur- en cultuurhistorische waarde als landhuis met een voor Curaçao kenmerkende opzet met kern en voor- en achtergalerij, fogon en terrassen;
- ensemblewaarde van het landhuis met diverse bijgebouwen, slavendorp, koralen en een hofje;
- historische waarde als een van de oudste en grootste plantages op het eiland die bovendien als een van de weinige plantages tot in de tweede helft van de 19e eeuw in bedrijf is gebleven.
Tot de hierboven vermelde monumenten behoort al hetgeen dat door bestemming of anderszins rechtens onroerend is.
Registratie: 20 januari 2003
Afschrift Hypotheekbewaarder: 23 januari 2003
Aanwijzingsbesluit: 20 december 2001
Publicatie: 15 januari 2002
Inzage: gedurende zes weken vanaf 15 januari 2002
Literatuur
Kristensen, I., Plantage Savonet, Verleden en toekomst, 1993, STINAPA no. 35
Newton, M.A., Architectuur en bouwwijze van het Curaçaose landhuis, Delft 1990
Ozinga, M.D., De monumenten van Curaçao in woord en beeld, ‘s-Gravenhage 1959
Renkema, W.E., Het Curaçaose plantagebedrijf in de negentiende eeuw, Zutphen 1981
Soublette et Fils, Photography in Curaçao around 1900, Stichting Monumentenzorg Curaçao, Amsterdam 1999
Opmetingen Savonet 1980: Ineke de Groot en Monique de Loos (studenten restauratieleer TU Delft)